Bevrijding

Drents bataljon naar Nederlands-Indië





Met de bevrijding van ons land is het hoofdstuk Tweede Wereldoorlog nog niet afgesloten. Er is nog een deel van het koninkrijk bezet door Japanners en ook dat moet bevrijd worden. Oost-Indië is in 1942 veroverd door Japanners op het KNIL (het Koninklijk Nederlands Indisch Leger). Daar zitten in de zomer van 1945 nog 120.000 landgenoten onder erbarmelijke omstandigheden in gevangenenkampen.

Er wordt in Nederland snel een leger opgebouwd om te helpen de Japanners te verdrijven. Vrijwilligers, vooral verzetsmensen en leden van Binnenlandse Strijdkrachten (BS), melden zich. Daaronder bijvoorbeeld sergeant Jan 'Jo' Nijmeijer uit Anreep, drager van het bronzen kruis vanwege deelname aan vijf droppings en de overval op Huis van Bewaring in Assen. 'Ik ben de betrekkelijkheid van al het aardse in gaan zien. Eigendom zegt me niets. In de oorlog ben ik alles kwijtgeraakt. Boerderij weg, meubilair weg, zelfs kleding had ik niet meer.'

Bataljon Drenthe

Er worden vaak streekgebonden bataljons gevormd, zoals ook het bataljon Drenthe (1-1RI) eind juni 1945. Als embleem wordt een ramskop gekozen wat verwijst naar het Drentse heideschaap en dus de regionale herkomst van het Bataljon aangeeft. Omdat het bataljon te klein is, wordt het tijdelijk met Friezen geplaatst in het barakkenkamp bij Fochteloo, daarna wordt in september de opleiding vervolgd op de kazerne in Zuidlaren. De taak is allang bijgesteld. De bevrijding van burgers en krijgsgevangenen uit de Japanse kampen is niet meer nodig, want de Japanners capituleren op 15 augustus. Daarmee komt ook voor Nederlands-Indië een einde aan de oorlog.




Als de nationalisten Soekarno en Hatta vrijwel direct na de Japanse capitulatie op 17 augustus 1945 de onafhankelijke Republiek Indonesia uitroepen, legt Nederland zich hierbij niet neer en raakt het land in een bloedige en langdurige strijd (guerrillaoorlog) met Indonesië verwikkeld. Bij gebrek aan geallieerde troepen krijgen de verslagen Japanse bezetters de opdracht de orde en rust te bewaren totdat de geallieerde troepen de macht overnemen. Op dat moment grijpen Indonesische onafhankelijkheidsstrijders hun kans. Weliswaar herstellen eenheden van het KNIL vanuit Australië in de oostelijke eilanden het Nederlandse gezag weer, maar die kunnen verder niets uitrichten. De gelande Engelse troepen zijn ook te gering van omvang om de nog aanwezige Nederlanders in de kampen afdoende te beschermen of te evacueren en zo worden in de periode van september tot november 1945 ongeveer 3500 weerloze gevangen door de Pemuda's - extremistische en revolutionaire Indonesische jongeren - vermoord.

Boerenzoons op weg naar Sumatra

De Drentse eenheid is in de laatste periode van 1945 nog betrokken bij het vanuit Bergen op Zoom ruimen van Duitse mijnen door Duitse gevangenen in Zeeland, voordat de opleiding vanaf 1 januari 1946 wordt afgerond en de uitrusting opgehaald in Engeland, waar ook prins Bernard nog even op bezoek komt (foto). Het Drentse bataljon krijgt wat versterking van Hollanders en Limburgers, maar bestaat nog steeds voor het grootste deel uit Drenten. Het zijn vooral boerenzoons die nog nooit het eigen dorp hebben verlaten. Op 25 januari 1946 zet het bataljon van 750 vrijwilligers vanuit Southampton - met het in de oorlog van passagierschip tot troepentransportschip omgebouwde Nieuw-Amsterdam - koers naar Indië.



Het stoomschip Nieuw Amsterdam is in 1938 het nationale vlaggenschip en visitekaartje. Gedurende de oorlogsjaren vervoert het als troepentransportschip meer dan 350.000 soldaten en legt ze 530.000 zeemijl af. In 1974 wordt het schip gesloopt.

Op 6 februari stoppen de machines van de boot even. Na een kort ziekbed overlijdt soldaat Tammo Grasmeyer uit Assen aan boord. Hij wordt met enig ceremonieel op zeemanswijze op de Indische Oceaan overboord gezet, waarna de reis wordt vervolgd (foto's Drents bataljon aan boord).

Omdat de bevelhebber van het South East Asia Command (SEAC), admiraal Mountbatten, vanaf 2 november 1945 een landingsverbod op Java en Sumatra voor Nederlandse troepen instelt - de Engelse regering vreest dat Nederlandse militairen tot nog meer woedende reacties van de Pemuda's leiden - wordt er eerst op 19 februari 1946 nog uitgeweken naar Malakka.

Na aankomst in Soerabaja op 20 maart 1946 wordt het bataljon ingezet bij de stadsbewaking.Op 2 november wordt het Drentse Oorlog Vrijwilligers Bataljon ‘De Ramskop’ overgebracht naar Medan op Noord-Sumatra.(Het embleem is mede afgeleid van het mouwembleem van de 26th Indian Division. Het Drents bataljon lost deze eenheid af in Medan.) Het bataljon is direct betrokken bij tal van acties. Het thuisfront wordt op donderdagavond om kwart voor acht door de regionale omroep noord via een speciaal 'strijdkrachtenprogramma' voor Drenthe, Friesland en Groningen op de hoogte gehouden.

Generaal-majoor Schouten inspecteert het Drentse bataljon.

De Drenten bieden bescherming tegen mensen die met de Japanners hebben samengewerkt en die nu gewapenderhand de autonomie bevechten. Het lijkt in het enorme land een onbegonnen taak. Ook ontbreekt voor gewapend ingrijpen internationale steun. De Britten hebben moeite met de Nederlandse invloed in de Pacific en de Amerikanen eisen een einde aan koloniale rijken die de handel belemmeren.

De Nederlandse regering besluit desondanks naast de vrijwilligers ook dienstplichtigen te sturen. In september 1946 gaan de eerste eenheden van de zojuist gevormde Eerste Divisie 7 December met de Bossevain naar Indië. (Op 27 september vertrekken uit Assen bataljons van het Ie en 12e Regiment als onderdeel van die 7 December Divisie naar Indië. De Drentse en Asser Courant riep de bevolking zelfs op de vlaggen uit te steken langs de gehele marsroute.) Samen met de vrijwilligersbataljons zorgen zij voor de repatriëring van de voormalig kampgevangenen en het herstel van orde en rust in de door hen bezette kerngebieden op Java en Sumatra.

In de jaren 1946 tot en met 1949 werden tienduizenden dienstplichtige Nederlandse soldaten (en dus vrijwilligers) naar 'Indië' - het huidige Indonesië - gestuurd om daar 'orde en vrede' te brengen in de kolonie met zijn plantages, olievelden en steenkoolmijnen. (Niet iedereen staat daar achter. Op 12 september 1946 proberen 200 militairen een protestvergadering te houden op het Sportpark aan de Broeklaan Asen. Bij aankomst van de gemeentepolitie verspreiden de militairen zich. Twee weken later vertrekt vanuit Assen een brigade, bestaande uit de Ie bataljons van het 3e, 5e en 9e Regiment Infanterie. Zij landen in Tandjong-Priok, ondersteunen de bezetting van Batavia en vliegen op 10 april naar Bandoeng. om Tjimahi te bezetten.)


Op 2 januari 1947 wordt door het Drentse bataljon de omgeving van de stad Medan tot op een afstand van vier kilometer van vijanden gezuiverd. Door een betrekkelijk open gebied met sawa's en maisvelden lopen de soldaten in linie, het geweer in de aanslag, behoedzaam voorwaarts. Als ze een bosrand naderden, worden ze onder voor genomen door een zware mitrailleur. Jan Geugies (21) uit Coevorden, die aan de buitenkant loopt, wordt getroffen. Sergeant-majoor Eleveld uit Smilde sluipt in een omtrekkende beweging tot achter het vijandelijke mitrailleursnest en weet het met een handgranaat te vernietigen. Jan Geugies wordt met militaire eer begraven.

Terugkeer in 1948

Op 21 juli 1947 bezet het bataljon Arnhemia en zuivert het gebied tussen Arnhemia, Deli Toean en Medan. (Drie dagen later houdt de CPN een protestbijeenkomst in Assen.) Heel augustus wordt het bataljon over zee bevoorraad, omdat de verbindingen met Medan over land volledig zijn afgesneden. Tijdens de vele patrouilles, op de wegen naar PoelauRadja, TandjongTiram en Benoet worden de soldaten veelvuldig beschoten.Begin oktober wordt het bataljon gelegerd in Medan en Belawan en vertrekt op 16 oktober naar de hoogvlakte langs het Tobameer, dat een verzamelplaats is van allerlei gewapende strijdgroepen en gezuiverd moet worden.Na een verblijf daar van zeven maanden wordt het bataljon afgelost.

Het bataljon vertrekt op 30 augustus 1948 vanuit Batavia met de 'Zuiderkruis' en arriveert op 23 september in Rotterdam. Voor het vertrek worden op de militaire begraafplaats van Medan de 24 gesneuvelden van het Bataljon op plechtige wijze herdacht. Bataljonscommandant Rombout legt een krans bij de vlaggenmast van het ereveld in Medan. De 24 slachtoffers onder de Drentse vrijwilligers zijn: J. Stroetinga, E.A. Hofstede, T. Grasmeyer, W. Hessels, B. De Vos, A. Snoek, R.E. Wolf, J. Veerman, J. Geuchies, A. Den Oudsten, J.J. Heutink, A.W. Venema, H. Bakker, G.F. Hebbenaar, J. Van t Wout, J. Hoving, E. Peetsma, J. Hogen Esch, J.J. De Boef, M. Van de Molen, H.P. Reudink, J. Euving, J. Ottens, J. Langereis.

Bij terugkeer in Drenthe worden de mannen toegesproken door de Commissaris van de Koningin De Vos van Steenwijk:
‘Dat het Drents vrijwilligersbataljon naar huis komt, vervult ons met grote vreugde. Zij hebben enige jaren in tropische gewesten een zware taak vervuld onder voor hen moeilijke omstandigheden. Wij brengen hulde voor hun opofferingsgezindheid, die hen ertoe gebracht heeft deze taak vrijwillig op zich te nemen. Wij zijn er trots op, dat zoveel Drenten zich daartoe geroepen hebben gevoeld. Een gevoel van weemoed bevangt ons bij de gedachte, dat 24 hunner niet zullen terugkeren. Voor hun verwanten en vrienden is de dag van terugkeer een zware dag. Mogen zij troost putten uit de overtuiging, dat hun namen bij ons allen in eerbiedige herinnering zullen voortleven, gedachtig aan het woord uit de openbaring van Johannes: “Zijt getrouw tot de dood en ik zal U geven de kroon des levens.” Aan hen echter, die zo gelukkig zijn thans naar hun hardsteden te kunnen terugkeren, roepen zij toe: Welkom in Nederland.’ In oktober is er een wijdingsdienst in de Noorderkerk en een reünie in Assen. Daarna volgt een defilé (foto) door de stad. Tal van reünies volgen. Tijdens de zevende in september 1980 wordt op de kazerne in Zuidlaren een herdenkingssteen onthuld.

Fries bataljon



Op 16 september 1945 wordt in opleidingskamp Fochteloo een Fries bataljon opgericht met eveneens voornamelijk vrijwilligers uit het verzet, die uit plichtsbetrachting en/of lust tot avontuur wilden helpen om alsnog de Japanners te verslaan. Via Engeland komt het bataljon eind december aan in een ver en onbegrijpelijk land. Van dat bataljon van 850 mannen van luitenant-kolonel Wiersma komen 29 nooit weer thuis.

Twintig veteranen uit de beide Stellingwerven uit de strijd in voormalig Nederlands-Indië en in Nieuw-Guinea maken 26 augustus 2015 de herdenking mee in Leeuwarden (foto's toespraak Van Klaveren en kranslegging Weststellingwerfse veteranen Hendrik Winter en Wim Nikken). Burgemeester Gerard van Klaveren van Weststellingwerf speelt nadrukkelijk een rol bij het optuigen van een delegatie van veteranen én familieleden. Hij zorgt als voorzitter van de Stichting Indië-Monument Friesland voor erkenning via aan aparte herdenking. Het monument in Leeuwarden vermeldt de namen van 168 in het voormalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea gesneuvelde militairen uit Friesland. Daarvan komen er tussen 1945 en 1962 111 om door gevechtshandelingen. Zeven militairen staan officieel te boek als vermist, 21 mannen overlijden door ongelukken of verdrinking en 23 mannen bezwijken aan ziekten.

Jan Bos (23) uit Noordwolde sterft op 13 september 1948 te Tjikudang op Java als hij eerst in een hinderlaag wordt gelokt en daarna als gevangene wordt vermoord.


Het Friese Indië-monument wordt op zaterdag 13 augustus 2016 vernield. Het net gerestaureerde beeld van de jonge soldaat voor de stenen gedenkplaten wordt neergehaald en breekt in stukken. De panelen achter het beeld van de jonge soldaat, met daarop 168 namen, blijven gespaard. Volgens Omrop Fryslân horen buurtbewoners 's ochtends vroeg lawaai. Burgemeester Gerard van Klaveren van Weststellingwerf, voorzitter van de Stichting Indië-monument Friesland, noemt het respectloos. 'Tuig, anders kan ik het niet noemen’. Hij vreest dat het zwaar beschadigde beeld niet meer kan worden gemaakt. In 2005 is het monument ook al eens vernield, maar toen kon het wel weer worden opgeknapt.

Geweld nooit onderzocht

Vijfduizend van de ruim 120.000 uitgezonden ingezette militairen sneuvelen en blijven achter op de Indonesische erevelden, zoals in Medan (foto). Nooit stuurden we als natie zo veel mensen naar het front, nooit waren er zo veel doden. Ze kunnen aanvankelijk rekenen op weinig begrip voor de verlengde oorlog in Indonesië. De overlevenden krijgen steeds meer kritiek. Het beeld van gruweldaden in deze oorlog is gebaseerd op incidenten, omdat vooral door de linkse pers aangevallen veteranen er vooral het zwijgen toe doen. Nooit is door een Nederlandse regering uit eigen beweging een groot, alomvattend onderzoek opgezet, zoals de parlementaire enquête naar de regeringsverantwoordelijkheid in de Tweede Wereldoorlog. Omdat het een vuile oorlog was en politici van toen in de problemen zouden komen? Over de rol van Nederland concludeert toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Bernard Bot in 2005 dat Nederland 'aan de verkeerde kant van de geschiedenis' stond.

Loe de Jong heeft het in zijn deel over Nederlands-Indië aanvankelijk over oorlogsmisdaden, maar dat worden later 'excessen’. Zeker is dat krijgsgevangenen tijdens routinepatrouilles worden geëxecuteerd. Maar hoe systematisch gebeurde dat? In 2012 biedt de Nederlandse regering excuses en schadevergoeding aan voor het dan eindelijk erkende drama in het Javaanse dorp Rawagedeh, waar Nederlandse militairen in 1947 minstens 120 mannen doodschieten.

In januari 2016 oordeelt de rechtbank in Den Haag dat Nederland aansprakelijk is voor de verkrachting van een vrouw door militairen in het voormalig Nederlands-Indië. Het is voor het eerst dat de rechter zich heeft uitgesproken over de aansprakelijkheid van Nederland voor andere oorlogsmisdaden dan executies. Rechters hebben ook bepaald dat Nederland geen beroep kan doen op verjaring. Dat gold al voor standrechtelijke executies, zoals die in Zuid-Sulawesi en Rawagedeh. Een aanzienlijk aantal weduwen en kinderen van geëxecuteerde mannen in Zuid-Sulawesi heeft een claim ingediend.

Indië-veteraan Harm Zingstra uit Beilen is voorstander van een onderzoek naar misstanden in de oorlog in Nederlands-Indië. Hij reageert in juli 2012 geschokt op de twee ontdekte foto's van executies door Nederlandse soldaten. De veteraan is bestuurslid van de stichting Drentse Veteranen en voorzitter van de afdeling Assen van de Bond van Wapenbroeders. Zingstra is in 1949 en 1950 als soldaat in Nederlands-Indië. Jarenlang zijn oorlogsveteranen in Nederland volgens Zingstra miskend. ‘In het leger was je een nummer en wanneer je het leger verliet bleef je slechts een nummer’. Hij zet zich in voor het monument, dat bij het provinciehuis wordt gerealiseerd.

Minister Ter Beek

De bewindsman die de basis legt voor het na de erkenning tot stand gekomen veteranenbeleid, is de PvdA-minister van defensie Relus ter Beek uit Coevorden, later tot zijn dood in 2008 Commissaris van de Koningin van Drenthe. (Hij plaatst ooit een bord met antimilitaristische teksten bij het Coevordense standbeeld van generaal Van Heutz, die eind negentiende eeuw bloedig huishoudt in Nederlands-Indië.) In 1990 legt hij in de nota Zorg voor veteranen de grondslag voor een duurzame opvang en nazorg van ex-militairen die het land dienden in oorlog of bij vredesmissies, dat leidt in 2011 tot een veteranenwet.

Ook steekt Ter Beek als minister meer dan eens publiekelijk de hand in de boezem van de overheid: hij belijdt in 1990 in Roermond schuld over het falen tegenover de veteranen. 'In ronde bewoordingen kan worden gesteld dat Nederland bij de opvang van de veteranen in gebreke is gebleven.' Hij spreekt ze toe tijdens de eerste Veteranendag in juli 1992 op het terrein van de Johannes Postkazerne in Havelte. Bijna 14.000 oud-Indiëgangers, andere oorlogsveteranen en hun partners wonen de reünie bij, die voor het eerst op deze schaal wordt gehouden. De populaire Ter Beek zegt in Havelte: 'Toen u naar Nederland terugkeerde vond u niet de maatschappelijke waardering en het begrip dat u had mogen verwachten.' Maar openlijke excuses van de regering blijven uit.

Excuses blijven uit

Zaterdag 15 augustus 2015, 70 jaar na de Japanse capitulatie, zijn premier Rutte en Koning Willem-Alexander bij de Indië-herdenking bij het Indisch monument in Den Haag. Er komen zelfs dan noggeen geen excuses aan ‘de vergeten’ mensen uit voormalig Nederlands-Indië. Gevangenen uit de Jappenkampen, dwangarbeiders en andere slachtoffers van de Japanse bezetting vinden dat ze na de oorlog onvoldoende erkenning krijgen voor het leed dat hun werd aangedaan.

Volgens de premier (foto) is het beeld over wat er rond de oorlog in Indonesië is gebeurd inmiddels "meer in balans". Hij vindt het belangrijk dat de jaarlijkse Indië-herdenking er is en vindt dat we daarmee nog lang moeten doorgaan. Ook de Japanse premier Abe krijgt het woord ‘excuses’ die dag niet over zijn lippen. Abe erkent wel dat zijn land tijdens de Tweede Wereldoorlog wreedheden heeft begaan. Hij staat in een toespraak in Tokio stil bij het einde van de oorlog.

Staatssecretaris doorbreekt een zeventig jaar durende impasse

Ambtenaren en militairen die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië geen salaris hebben gehad krijgen alsnog een extra vergoeding, zo wordt begin november 2015 bekend. Ongeveer 1100 mensen die nog in leven zijn krijgen ieder 25.000 euro uitgekeerd. Staatssecretaris Van Rijn sluit daarover een akkoord met het Indisch Platform. De staatssecretaris wil met de regeling, die de Staat zo'n 27,5 miljoen euro zal kosten, tegemoetkomen aan onvrede over het ontbreken van een oplossing over de kwestie. 'De geschiedenis van de afgelopen zeventig jaar kunnen we niet ongedaan maken, maar ik hoop dat deze stap de weg vrijmaakt voor een nieuw hoofdstuk van onze gezamenlijke toekomst.'

De Republiek Maluku Seleten

Op 27 december 1949 wordt de republiek Indonesia zelfstandig. Voor veel Indische Nederlanders betekende het verlies van Indië het verlies van hun moederland. Het land wordt uitgeroepen als een eenheidsstaat, maar daar huiveren de Molukse eilanden van. Het bestuur van Oost-Indonesië wil dat deel onafhankelijk verklaren. Uiteindelijk wordt op 25 april 1950 de Republiek Maluku Seleten op Ambon plechtig gepresenteerd onder leiding van mr. Dr. Chris Soumokil (foto).

Soekarno is hier helemaal niet van gediend en laat in eind 1950 Ambon binnenvallen door de troepen van Indonesië. De regering van de RSM wordt verdreven naar het eiland Ceram. Een begin van een oorlog van dertien jaar. Nederland weet vervolgens niet wat ze moeten met de ex-KNIL-militairen, die aan de kant stonden van Nederland en meer een verbond voelen met Nederland dan met Indonesië. De militairen kunnen vrijwel nergens terecht. Uiteindelijk besluit de regering ze tijdelijk naar Nederland te halen. Dan zouden ze even tot rust kunnen komen en kunnen afspraken worden gemaakt met de regering van Indonesië.

Rien Engel, die in 1946 na een korte loopbaan als politieagent kiest voor het KNIL: “Een kamp. Troosteloze barakken, met allemaal kapotte ruiten. Moesten we hier zijn? … Op een klein papiertje stond: ‘hartelijk welkom’. Omwonenden van het kamp hadden daarvoor gezorgd. Ik was ontroerd. Het maakte veel goed.' (foto gezin Engel).

Molukkers naar Nederland

Tussen 1949 en 1965 komen circa 300.000 'repatrianten' – merendeels mensen van gemengd Nederlands-Indische afkomst – van Indonesië naar Nederland. In tegenstelling tot de Indische Nederlanders, die al snel verspreid zijn 'opgevangen' over heel het land, worden de 12.500 Molukkers die in 1951 met de schepen Kota Inten, de Atlantis, de Fairsee, de Roma en de Asturias naar Nederland komen, gehuisvest in kampen en aparte woonwijken – meer geïsoleerd dus van de rest van de Nederlandse samenleving. Het gaat hierbij dus om voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen. Ze zouden hier zo’n zes maanden blijven. Op 21 juni 1951 arriveren de laatste boten.

Meteen als ze aankomen volgt er een grote tegenslag, bij aankomst zijn alle KNIL-militairen ontslagen. Alle ex-militairen worden onder andere in Drenthe ondergebracht woonoorden, kazernes, gevangenissen en nog veel meer vreemde kampen, zoals voormalig Kamp Westerbork, woonoord Schattenberg. De Molukkers worden gezien als passanten, als tijdelijke migranten, die weer terug gestuurd zullen worden. Maar sindsdien maken ze nadrukkelijk deel uit van de geschiedenis van de provincie Drenthe

Tussen 1951 en 1970 worden daar zo'n drieduizend Molukkers ondergebracht. Ze krijgen geen huis, de woningnood is hoog na de Tweede Wereldoorlog en ze zijn immers maar tijdelijk, dus ze mogen niet integreren in de Nederlandse samenleving, maar ze moeten zoveel mogelijk bij elkaar gehouden worden. Omdat ze geen werknemers meer zijn vallen ze onder Maatschappelijke Zorg. (Ze mogen geen werk zoeken omdat ze hier maar tijdelijk wonen.) Ze krijgen eten uit gaarkeukens en soms wat kledingbonnen. Elke volwassene krijgt drie gulden zakgeld per week.

Omdat de Molukkers denken weer snel weg te zijn, worden kinderen strikt opgevoed zoals het hoort volgens de traditie. Ze raken in een isolement, en hebben geen enkel contact met de Nederlandse samenleving. De Molukkers voelen zich verraden door de Nederlandse regering. Als ze er in 1957 nog steeds zijn, worden er toch maar huizen aangeboden. Er ontstaan complete woonwijken met Molukkers. Ook komen steeds meer kinderen in contact met de Nederlandse samenleving, omdat ze na de lagere school, toch naar een middelbare school gaan. Ze ontdekken dat de Nederlandse samenleving heel anders in elkaar zat.

Ondertussen is de strijd in de RMS nog steeds bezig. President Soumokil, die jarenlang op het eiland Ceram zit, wordt in 1963 opgepakt in opdracht van de inmiddels nieuwe president van Indonesië; Soeharto. Hij wordt ter dood veroordeeld, welke straf in 1966 ten uitvoer wordt gebracht. Dit is een enorme inslag voor de Molukkers in Nederland. Het beetje hoop op onafhankelijkheid is verdwenen. Vlak daarna komt de weduwe van Soumokil naar Nederland en zij riep op om de strijd vanuit Nederland voort te zetten. Het leidt er onder andere toe dat er brand gesticht werd in de Indonesische ambassade in Den Haag.

Molukse acties

Ze stellen zich ook daarna vaak confronterend op ten opzichte van het Nederlandse bestuur, waardoor de Molukse geschiedenis in de jaren zeventig zeer dramatische momenten in Drenthe heeft gekend: de treinkaping in Wijster in 1975, de treinkaping in De Punt en de gijzeling in school Bovensmilde in 1977 en bezetting van het provinciehuis in Assen in 1978. In 2000 zei toenmalig minister van integratie Van Boxtel, dat door de komst van de Molukkers ook een eind kwam aan de eenzijdigheid van de Drentse 'Bartje-samenleving'. 'Een samenleving met een nieuwe rijkdom en nieuwe vergezichten, in huidskleur, levensbeschouwelijke stromingen, maatschappelijke opvattingen en mondige burgers.'

Voormalige KNIL-militairen eisen veteranenstatus

Voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) krijgen 15 oktober 2015 in Wierden (Overijssel) de gelegenheid zich in te schrijven voor een veteranenpensioen. De oud-soldaten eisen een veteranenstatus. Officieel hebben deze mannen, allemaal op zeer gevorderde leeftijd, geen recht op een veteranenpensioen. Bij de overdracht van Indonesië zijn ook alle rechten van de militairen naar Indonesië overgegaan.

Dat de veteranenstatus weer actueel is, heeft volgens Leo Reawaruw van het Moluks Platform Den Haag alles te maken met de beëindiging van de treinkaping in 1977. Voor de mariniers die destijds een einde maakten aan de gijzeling, wordt mogelijk de veteranenstatus aangevraagd. Volgens Reawaruw is de hele Molukse gemeenschap tegen: 'Deze mariniers, of een aantal van hen, hebben de Molukse gijzelnemers van dichtbij geëxecuteerd. Daar komen steeds meer getuigenissen van. Zij verdienen een proces in plaats van de veteranenstatus.' Dat deze mariniers dus wel in aanmerking komen voor de veteranenstatus en de KNIL-militairen niet, is volgens Reawaruw 'onverteerbaar' voor de Molukse gemeenschap.

Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) gaat kijken of er toch een financiële tegemoetkoming kan komen voor KNIL-militairen en oud-ambtenaren uit voormalig Nederlands-Indië. Op aandringen van de Tweede Kamer wil Van Rijn nog een keer proberen een oplossing te vinden voor zo'n 1100 mensen uit de Indische gemeenschap die tijdens de Tweede Wereldoorlog geen salaris of soldij kregen

Monument in Havelte

Voor de slachtoffers van het Drentse bataljon wordt aan het Johan Willem Friso monument op het terrein van de Johannes Postkazerne in Havelte een plaquette toegevoegd (foto herdenking 2013).

Bij dat monument ligt ook een plaquette voor de dertig slachtoffers van het Friese bataljon vrijwilligers. Het Friesland bataljon bestaat uit 850 militairen die in 1945 naar voormalig Nederlands-Indie vertrekken. Ook dit bataljon bestaat uit leden van het voormalige Friese verzet en wordt vrijwel direct ingezet voor de oorlog in Nederlands-Indië

Monumenten in Assen en Emmen

Van de acht bataljons infanterie, die op de Asser kazerne worden opgeleid en uitgezonden naar Nederlands-Indië in de periode 1946-1950, zijn volgens officiële cijfers 133 soldaten omgekomen tijdens de strijd. Voor hen is op de Johan Willem Frisokazerne in 1982 een monument aangebracht van acht marmeren platen. Hierop staan de namen van de gevallenen van de acht bataljons infanterie.




Sinds 1993 is er in Emmen een monument voor de 30 militairen uit Zuidoost-Drenthe die in Nederlands-Indië en op Nieuw-Guinea het leven hebben verloren (beelden herdenking 2013).

Monument veteranen in Assen

Veteranen hebben onderling altijd een erg sterke band gehad. Daarom komen zij ieder jaar bij elkaar. Tot 2012 onder de vlag van Dametin (Dalen met Indië), tegenwoordig als Veteranen Dag Drenthe met ook sinds 14 januari 2012 een eigen monument bij het provinciehuis in Assen. Het monument is ook voor veteranen die deel hebben uitgemaakt van missies naar onder ander Korea, Libanon en Bosnië.


Monument en landelijke veteranendag Dalen

In Dalen staat hét Indië-veteranenmonument van kunstenaar Tuink uit Raalte. Het is een initiatief van een paar veteranen met hulp van particulieren en bedrijfsleven. Op 2 juli 1994 wordt het onthuld door mevrouw Spoor-Dijkema, de weduwe van generaal Spoor. Simon Spoor (1902-1949) wordt in januari 1946 benoemd tot een zeer geliefd opperbevelhebber van de Nederlandse troepen in Nederlands-Indië.

Uit Dalen gaan 52 jongens naar Indië. Via een organisatie met de toepasselijke naam “DAMATIN” (Dalen met Indië) wordt maandelijks een speciale krant gestuurd met allerlei gebeurtenissen. Zo onderhouden ze een band met thuis. DAMATIN blijft na de terugkeer actief met het organiseren van de herdenkingen in Dalen. Vanaf 1993 is er op de eerste zaterdag van juli zelfs een grootschalige landelijke veteranendag voor veteranen uit Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Hoogtepunt is de aanwezigheid van de Prins Bernhard in 1998 bij het defilé van 2000 (!) veteranen.

Bij de herdenking in 2006 beschrijft gedeputeerde Tanja Klip het dubbele gevoel, was je er als vriend of vijand? 'Held voor de vrede of koloniale onderdrukker? Het front was geen front en het politieke thuisfront was niet eenduidig. Van het thuisfront, zoals hier in Dalen, krijgt u wel steun en begrip.' Als provincie en defensie de geldkraan dichtdraaien komt aan de grootschalige herdenking in 2009 een einde. In juli 2015 zou na 23 jaar de laatste reünie gehouden worden, maar de organisatie durft dat vanwege de hitte niet aan met de nog zo'n veertig aangemelde tachtigplussers.

Heruitgifte boek over Nederlandse Indiërs in Schattenberg

Het is een vergeten periode, ondergesneeuwd door alle verhalen over de Nederlandse oorlogsjaren. Reden voor Guido Abuys van Herinneringscentrum Kamp Westerbork om in augustus 2015 een boek (Westerbork Cahiers) over Kamp Schattenberg uit 2001 hernieuwd uit te brengen.

De publicatie 'Welkom in Holland: Indische Nederlanders in kamp Westerbork; het verhaal van kamp Schattenberg 1950-1951' - samengesteld door Mar Oomen en Guido Abuys - geeft een beeld van deze periode, waarin Indische Nederlanders van de eerste generatie hun verhaal vertellen. Indische Nederlanders in kamp Westerbork' is aandacht voor de periode waarin mensen uit Nederlands-Indië net na de oorlog naar Nederland kwamen. Zij werden opgevangen in het toen leegstaande Kamp Westerbork, dat was omgedoopt tot Kamp Schattenberg

Bij de presentatie is een groot aantal oud-bewoners van Schattenberg aanwezig. Zij kijken met gemengde gevoelens op die periode terug. 'Mijn ouders waren teleurgesteld', vertelt Han Bloemhard. 'Vanuit een mooi huis in Indië kwamen we in barakken terecht. Voor ons als jongens van een jaar of vijftien was het meer een groot avontuur.'

Het eerste exemplaar van het boek is voor Yvonne van Genugten, directeur van het Indisch Herinneringscentrum. 'Het is onze taak om die periode onder de aandacht te blijven brengen. Een boek als dit draagt daar zeker een steentje aan bij', zegt zij bij de overhandiging.

Fotoalbum Drents bataljon

Fotoalbum 'Molukkers in Drenthe'


Nieuws uit Indonesië - Overgave Japanse militairen (1946).

Nieuws uit Indonesië: politionele acties (1947).
Documentaire De geur van Schattenberg (2008)

Sportdag kamp Schattenberg

Beelden barakken Schattenberg


Drents Diep 60 jaar Molukkers in Nederland (2011).De aankomst van de eerste Molukkersop 21 maart 1951. De Kota Inten en de Atlantis brengen duizenden vooral KNIL-militairen en hun familie naar Nederland. Hier komen ze veelal terecht in voormalige kampen uit de Tweede Wereldoorlog. In Drenthe worden ze opgevangen in Kamp Schattenberg, voormalig Kamp Westerbork. In deze aflevering van het TV-programma Drents Diep vertellen ooggetuigen over de overtocht en hun latere leven in Drenthe