Jodenvervolging

Overlevende Bob Cahen


Op 2 augustus 1942 wordt de dan 23-jarige Bob Cahen opgepakt tijdens een van de eerste landelijke razzia’s in Nederland. Met zijn moeder en broer wordt hij naar de dierentuin in Den Haag gebracht, vanwaar hij via doorgangskamp Amersfoort uiteindelijk terechtkomt in Kamp Westerbork.

Na enige tijd bedden te hebben gebouwd, krijgt Bob Cahen op grond van zijn bij de padvinderij behaalde EHBO-diploma (!) een betrekking als verpleger in het ziekenhuis van het kamp. Vrij snel besluit hij een brief te schrijven naar familieleden om hen op de hoogte te brengen van wat hij ziet en hoort. Een brief, bedoeld als waarschuwing.

Bob Cahen spoort mensen aan niet vrijwillig naar Westerbork te gaan, maar juist onder te duiken. Dankzij zijn functie als verpleger is Bob Cahen lange tijd transportvrij. Tot hij in januari 1944 op transport wordt gezet naar Theresienstadt. Van hieruit wordt hij doorgevoerd naar Auschwitz, waar hij te werk wordt gesteld in een fabriek.

Aan het eind van de oorlog loopt hij mee in vier voor velen fatale dagmarsen van elk 17 uur zonder eten, als zijn werkploeg door het oprukken van het Rode Leger naar Lübeck wordt verplaatst. Niettemin weet Bob Cahen de afsluitende woorden uit zijn brief van 1 november 1942 ten uitvoer te brengen.‘…hou je taai jongens ik kom terug.’ Bob Cahen haalt de bevrijding en overleeft en schrijft o.a. het boek ‘Ergens in Nederland.’


Verhaal voormalig kampgevangene Bob Cahen