Verzet en verraad

Het verzet in Meppel


Tijdens de bezettingstijd ontstaan in Meppel een aantal verzetsgroepen: de knokploeg van Jan Gunnink (Ome Hein), de groep pilotenhelpers van Peter van den Hurk. Geheel los daarvan opereerde Jan Poortman als contactman in Meppel voor de Geheime Dienst Nederland (GDN).

De groep van Jan Gunnink (Ome Hein)

De familie Gunnink wordt gezien als de meest toonaangevende Meppeler verzetsfamilie in de oorlogsjaren. Al in 1941verzamnelt Jan Gunnink (Ome Hein) een aantal jongeren om zich heen. Er zijn contacten met medewerkers van het verzetsblad Vrij Nederland, onder wie Wim Speelman. De illegale activiteiten van de Boer zijn bij de SD bekend want in het Algemeen Politieblad van 14 januari 1943 staat een verzoek tot opsporing en aanhouding.

Na de april/mei stakingen van 1943 vormt de Boer een zelfstandige verzetsgroep, waarvan de kern bestond uit Albert Rozeman (Victor), Gerrit de Boer (Willy), Jan Faber (Nico), Fokke Jagersma, Henk Potman en de drie zoons van Gunnink (Klaas, Gerrit en Hendrik). Ze houden zich bezig met de distributie van illegale bladen en het verzorgen van onderduikadressen voor Joden. In november 1943 maken kantoorbediende Fokke Jagersma en Henk Potman een grote partij revolvers buit in het politiebureau in Den Bosch, waarmee zij overvallen op distributiekantoren plegen en spoorlijnen saboteren.
In augustus 1944 - na de oprichting van de Landelijke Knokploegen - wordt Ome Hein gevraagd commandant van de KP Meppel in Hoogeveen te worden.
Op 18 december 1944 arresteert de SD vijf verzetsmensen onder wie Peter van den Hurk en zijn vrouw. Uiteindelijk worden zeven verzetsmensen opgepakt. Ze worden verhoord en daarbij gemarteld in het politiebureau van Meppel. Peter van den Hurk smokkelt via een bevriende politieagent een brief naar buiten waarin hij Ome Hein verzoekt een overval te plegen omdat hij vreest snel te zullen worden gefusilleerd.

Gerrit de Boer

In een boerderij in Ruinerwold wordt de overval besproken. Op 24 december 1944 rond 18.00 uur dringt de groep van Ome Hein het politiebureau van Meppel binnen. Bij de daarop volgende schotenwisseling wordt schoenhandelaar Gerrit de Boer in de hals geraakt. Een aantal gevangenen, waardoor Van den Hurk en zijn vrouw, wordt bevrijd. Gerrit overlijdt aan de gevolgen van zijn verwondingen op de stoep van heet politiebureau in de armen van Ome Hein. Gerrit wordt begraven op de Algemene Begraafplaats te Meppel. Hij krijgt later het Verzetskruis.

Peter van den Hurk

Van den Hurk woont vanaf zijn 20e jaar in Meppel en is daar ondernemer in de modebranche. Hij ontpopt zich in de oorlog tot een gerenommeerde verzetsman, die mensen verbergt en zorgt voor valse identiteitspapieren. Ook is hij betrokken bij het terugbrengen van piloten via Limburg en Frankrijk naar Engeland via de zogenaamde pilotenlijn. Voor zijn verzetswerk - hij noemt het zelf kwajongenswerk - ontvangt Van den Hurk de prestigieuze Medal of Freedom uit Amerika. Hiervan zijn er zes uitgedeeld in Nederland. Na de oorlog blijft de verzetsstrijder niet in Meppel wonen. Nadat zijn vrouw Mimi van den Hurk overlijdt verhuist hij naar Cuijk in Noord-Brabant. Hij blijft Meppel bezoeken tijdens de dodenherdenking, tot zijn dood in december 2014.





Fokke Jagersma

Jagersma wordt in maart 1944 gearresteerd door de Sicherheitsdienst (SD) en overgebracht naar het Oranjehotel te Scheveningen waar hij veroordeeld wordt tot de dood.

Samen met zijn medeveroordeelden Jacob Kraal, Gerard Jansen, Hendrik Drogt, Jan Rijkmans, Gerrit Jan van den Berg, Wiepke Harm Timersma en Johannes Kippers zingt hij de avond voor zijn executie psalmen wat door een mede-gevangene geschreven wordt aan zijn verloofde. Hij wordt op de ochtend van 14 april 1944 gefusilleerd.

Dick Heerlijn

Dirk ("Dick") Heerlijn verricht diverse koeriersdiensten. Hij is lid van de Meppelse Knokploeg en neemt deel aan diverse gecoördineerde acties. Hij werkt samen met de pilotenhelper Peter van den Hurk en geeftveel steun aan Albert van Spijker als deze zijn OD-organisatie op poten zet in Meppel.

Albert van Spijker

In de zomer van 1940 wordt Van Spijker op zijn aannemersbedrijf benaderd door reserve-kapitein Harm Ketelaar uit Assen met het verzoek de Ordedienst (OD) voor Meppel en omstreken te organiseren. De Ordedienst is bedoeld voor het eind van de oorlog om in het eventuele gezagsvacuüm een ordelijke overgang mogelijk te maken, NSB'ers te ontwapenen en een bijltjesdag te voorkomen.

Van Spijker wordt de commandant van deze eerste Meppeler verzetsgroep; Hidde Jan Rijkeboer ss een van zijn medewerkers. De groep van Van Spijker verzamelt gegevens van Duitse legervoertuigen en brengt troepenbewegingen en de Duitse stellingen in kaart. Van Spijker is verder betrokken bij hulp aan onderduikers, piloten, wapenvervoer en bonkaartendistributie. Hij wordt geassisteerd door zijn verloofdeTini Vonder.

In 1941 kan de organisatie worden uitgebreid en werden er wijkcommandanten in Meppel beëdigd, onder wie Willem Frederik Jonkman en Hendrik Thalen. Later organiseert hij de OD in Staphorst, Havelte, de Wijk, Nijeveen, Nieuwleusen en Ruinerwold. Hij heeft daarbij veel steun van Dirk Heerlijn en Peter van den Hurk. Van Spijker moet in de loop van de oorlog onderduiken, eerst in Staphorst, later op de Punthorst. Op de zolder van zijn werkplaats heeft hij een wapendepot dat na een hard verhoor van een ingewijde arrestant door de Duitsers wordt gevonden. Van Spijker krijgt het Mobilisatie-Oorlogskruis, het Verzetsherdenkingskruis en is Erelid van de Royal Airforce Escaping Society.

Hidde Jan Rijkeboer

Rijkeboer is leraar op de Kweekschool te Meppel. Hij raakt betrokken bij het verzet, als hij in 1941 gevraagd wordt door Albert van Spijker om hieraan mee te doen. Hij is betrokken bij velerlei verschillende verzetsacties. Na zijn arrestatie door verraad wordt hij opgesloten in de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) en veroordeeld. Hij komt om in kamp Vught op 4 september 1944.

Willem Frederik Jonkman

Jonkman, verzetsschuilnaam "Van Douwen", is hoofd van een lagere school in Groningen en later leraar op de Kweekschool te Meppel. Hij raakt betrokken bij het verzet als hij in 1941 gevraagd wordt door Albert van Spijker om één van de wijkcommandanten van het verzet in Meppel te worden. Hij is betrokken bij velerlei verschillende verzetsacties.

Hij wordt in 1944 gearresteerd door de Duitsers. Tijdens een huiszoeking wordt een lijst met namen gevonden. Op het politiebureau wordt Jonkman door politiechef Van Wijnen en SD’ers uit Assen op onmenselijke wijze verhoord. Hij zegt niets. Ook niet op het SD-Hoofdkwartier in Groningen. Na enkele weken wordt Jonkman hij op transport gesteld naar het kamp Vught en vandaar naar de concentratiekampen Sachsenhausen en Buchenwald, waar hij op 18 maart 1945 overlijdt.

Hendrik 'Toon' Thalen

Toon Thalen wordt in 1941 betrokken bij het verzet als hij toetreedt tot de verzetsgroep van Albert van Spijker en daar één van de drie Meppelse wijkcommandanten wordt. Hij is betrokken bij velerlei verzetsactiviteiten variërend van het in kaart brengen van de Duitse troepenbewegingen, tot hulp aan onderduikers en piloten, wapenvervoer, bonkaartendistributie en overvallen. Thalen trouw in juli 1941 met Fransina Dingstee. Samen zijn ze tot het eind bij het verzet betrokken. Ze duiken tot de bevrijding onder bij Dingstee's ouders.

Hendrik Arendshorst

In 1944 wordt verzetsman Hendrik Arendshorst, directeur sociale dienst Meppel, door ene Lammert Jan Blom uit Zwolle opgepakt en overhandigd aan de SD. Hij zou zich volgens Blom anti-nationalistisch hebben uitgelaten.

Blom is agent van de Vrijwillige hulppolitie in Meppel en lid van de Arbeits Controll Dienst. Hij is verantwoordelijk voor de arrestatie van talloze illegale werkers, Joden en omderduikers. Hij is ook betrokken bij de grote razzia in oktober 1944 in Oosterwolde. Hij levert ook tal van arrestanten af in Almelo. Na de oorlog moeten hij diverse malen voor de rechter verschijnen. Hij moet 17 jaar de cel in.

Er worden nog 32 andere Meppelers opgepakt in de nacht van 24 op 25 mei opgepakt. Daarvan worden 21 via Kamp Amersfoort naar KZ Buchenwald gedeporteerd. A. Dekker (firmant van de firma Dekker en Rotteveel) wordt op 8 september 1944 als enige naar het kamp Neuengamme gebracht en overlijdt daar.

Na een verblijf van twee maanden in Amersfoort zijn vier leden van de groep, onder wie de bekende huisarts Frentzen, vrijgelaten. Zestien overleven de oorlog niet. Op 25 november 1944 is het de banketbakker De Vries die als eerste bezwijkt, gevolgd door de horlogemaker Van Driesum.
Apothekers-assistent Lenstra overlijdt in het kamphospitaal.

Door de opmars van de Russen moet Arendshorst met alle andere gevangenen vertrekken. Onderweg per trein naar Theresienstadt overlijdt hij op 18 maart 1945. Slechts vijf van zijn groep - waaronder OD-lid Cor Antonides - keren terug naar Meppel


Cor Antonides

Cor Antonides loopt mee in een zogenaamde dodenmars, waarbij achterblijvers met een nekschot worden afgemaakt. Wessel Voerman, Harm Nijenhuis en Jan Gol overleven de tocht niet. Jan de Groot sterft na de bevrijding aan vlektyfus. Ook moet een groep naar Dachau. Daar zitten ook Meppelers bij. Ambachtsleraar Ouwehand, PTT-beambte Witvoet, schoolhoofd Schouten, de apotheker-assistenten Jan Otter en Dirk de Boer en deurwaarder Nicolai overleven de tocht niet. Houthandelaar Helder sterft alsnog na de bevrijding.

'Het Drama van Buchenwald'

In november 2008 verschijnt over deze arrestatie het boek van historicus Thijs Rinsema .Een dagboek van Antonides vorm de basis. Antonides schrijft in 1945:'Ik ben 9 juli thuisgekomen en het geluk kende geen grenzen. Kreeg veel bezoek, ook van de vrouwen, wier man tegelijk met mij waren gearresteerd en die ik de beroerdste mededeling moest doen, dat hun mannen niet meer terugkwamen. Ze schoten in de lucht om de toegestroomde menigte op afstand te houden. Velen hadden een perronkaartje gekocht om ons voor het laatst te groeten.'

Aktion Silbertanne

Nederlandse SS'ers en Nederlandse oostfrontveteranen uit wraak voor alle aanslagen van het verzet Aktion Silbertanne: een serie moordaanslagen en sluipmoorden tussen september 1943 en september 1944. Ze gebruiken vermommingen om te verbergen wie er achter de terreurcampagne zit. Ze bellen ze in burgerkleding aan en zeggen dat ze van de politie waren en dat de persoon in kwestie mee moet voor verhoor. De naam Silbertanne (Zilver-den) is afgeleid van een dennentak met de namen van mensen op wie de moordenaars het hebben voorzien.

De Nederlandse SS'ers zijn veelal als lid van de Waffen-SS ingezet aan het oostfront. Dat geldt bijvoorbeeld voor Assenaar Henk Veldmeijer en zijn Winschoter strijdmakker Jan van Efferen. (foto: Jan van Efferen, Henk Feldmeijer en Ernst Debusmann). Met een ijzeren kruis op zijn uniform keert Feldmeijer terug in Nederland. Velen zien Henk Feldmeijer als de toekomstige leider van het Nederlandse deel van het Groot-Germaanse Rijk. De Drent leidt het Sonderkommando-Feldmeijer, dat de Aktion Silbertanne uitvoert. Ook krijgt Feldmeijer begin 1945 het bevel over een bataljon van Landstorm Nederland. Op 22 februari 1945 wordt zijn auito, op weg naar het front, beschoten door een geallieerd jachtvliegtuig waarbij Feldmeijer sterft.
De moorden beginnen in Meppel en Staphorst in het najaar van 1943 uit wraak voor de liquidatie van NSB-boer Hendrik Oosterveen in De Wijk. De slachtoffers zijn personen die bekend staan als Oranjegezind of Deutschfeindlich. Zonder enige vorm van proces worden zij, na aanbellen, doodgeschoten in de deuropening van hun woning of ergens langs de kant van de weg. Binnen een jaar worden 45 anti-Duitse Nederlanders vermoord, 11 anderen weten de aanslagen te overleven. Bekende slachtoffers van de Aktion Silbertanne zijn de schrijver Adriaan Michiel de Jong uit Blaricum en chirurg Johan Roelfsema uit Meppel.

Johan Roelfsema

Chirurg en gynaecoloog Johan Roelfsema (37) van het Diaconessenhuis uit Meppel geneest Duitsers en Nederlanders, Joden en onderduikers. Vriend en vijand, zonder aanzien des persoons. Zo verleent hij een zwaargewonde verzetsman, die aan zijn bewakers in het ziekenhuis van Groningen ontsnapt, de noodzakelijke medische zorg. Bovendien steekt hij zijn minachting voor de bezetter nimmer onder stoelen of banken. Dat wordt hem fataal als de Duitsers een slachtoffer zoeken voor represailles van de acties van het Meppeler verzet.
Roelfsema wordt op 29 september 1943 door een moordcommando van drie Nederlandse SS'ers uit zijn huis gehaald onder het voorwendsel dat hij door de politie moest worden verhoord in verband met een politiezaak. Hij neemt daarop in een auto plaats; deze rijdt naar de oude Munnikenweg tussen Ruinen en Eursinge, waar Roelfsema volgens de Duitsers 'op de vlucht wordt neergeschoten'. Zijn vrouw is op dat moment net zwanger van haar jongste kind. Het wordt een zoon, Roeli. Een zoon die Johan Roelfsema nooit zal kennen. (Het Oorlogs- en Informatiecentrum Drenthe (OICD) heeft o.a. dit verhaal vastgelegd in de documentaires ‘Mien Oorlog, oeze naogedachtenis’.)

Roelfsema is herbegraven op het ereveld in Loenen. Aan de Munnekenweg net buiten Ruinen wordt in september 1948 in de berm een monument geplaatst. Na de oorlog wordt de doodstraf uitgesproken tegen de Winschoter SS-Standartenführer Johannes Tjapko Simon 'Jan' van Efferen(doodschieten Roelfsema) en SS'er C.J. Minck (moord op Arend Boldewijn uit Staphorst). In 1947 wordt gratie verleend en de straf omgezet in levenslang.

Jan Dijkstra en Arend Boldewijn

Naast Roelfsema worden die nacht ook garagehouder Jan Dijkstra uit Meppel en schoolhoofd Arend Boldewijn uit Staphorst vermoord. De fel anti-nationaalsocialistische Dijkstra - geboren in Sonnega in Weststellingwerf - heeft een zoon die bij de Meppeler Knokploeg. Dijkstra stelt auto’s en benzine ter beschikking aan de ondergrondse. Hij wordt doodgeschoten door de SD’ers Rudolph Grimm en Ernst Makowski. Ze krijgen beide levenslang. Makowski - al vanaf 1933 SS'er - was ook bij de moord op Roelfsema aanwezig.

Boldewijn (52) is het contactpersoon van de KP Meppel in Staphorst en wordt van huis gehaald. Tijdens het verhoor blijkt dat het niet om hem gaat, maar om zijn zoon, die als KP’er betrokken is bij de aanslagen op het gemeentehuis van Stadskanaal en op de NSB’er Reilingh in Midlaren.

Hoewel Arend Boldewijn weet waar zijn zoon was, houdt hij zijn mond. Waarschijnlijk is hij direct na het verhoor door Minck vermoord en langs de weg van de Lichtmis naar Staphorst uit de auto gegooid. Zoon Gerardus Johannes (23) wordt anderhalf jaar later door de bezetter alsnog gevangen genomen en afgevoerd naar concentratiekamp Neuengamme waar hij in 1945 overlijdt.
Op een lijst van slachtoffers uit 2009 staat ook politiewachtmeester Gerrit den Hertog uit Coevorden, maar het is onzeker of dit om een Silbertanne-moord gaat. Hij vlucht op 18 september 1944 eerst nog een huis in Tuindorp binnen en verstopt zich in het toilet. Maar hij wordt ontdekt en aan het Coevorderkanaal doodgeschoten. Egbert Naber uit Hoogeveen weet in juli 1944 wel te ontkomen aan liquidatie door het moordcommando, door gewoon te weigeren om mee te gaan
De kranten in de oorlog vertellen niet de waarheid, over wie de moorden plegen.


De begrafenis van Roelfsema vindt onder grote belangstelling van verontwaardigde mensen in Meppel plaats. Er is een grote verzameling bloemstukken van verenigingen en particulieren en vrijwel al het personeel van het Diaconessenhuis en een groot aantal leden van de voetbalvereniging M.S.C., waarvan Roelfsema lid was. Dr. J.C. Jörg, als vriend van de familie en als voorzitter van het Diaconessenhuis, zegt in zijn toespraak dat alle meegenomen witte chrysanten niet in staat zijn een zwarte daad te bedekken en niet een vergoeding vormen voor datgene wat in de persoon van Roelfsema ontnomen is.