Luchtoorlog

Halifax stort neer bij Noordwolde


Vanaf februari 1942 concentreren de massale aanvallen van geallieerde bommenwerpers zich op fabrieken in 58 Duitse steden en het moreel van 22 miljoen bewoners. Op 29 juni 1942 staat een aanval op Bremen op het programma. Vooral de Focke Wulf-vliegtuigfabriek is een belangrijk doelwit. De bommenwerpers vliegen vanaf Engeland over Nederland naar Bremen. En na een aanval gaat de tocht via het waddengebied terug. Halifax-bommenwerpers van het 405e Canadese squadron stijgen ’s nachts op van hun basis in het Engelse Pocklington.

De W 1113 LQG for George wordt in de buurt van Frederiksoord beschoten door de Duitse nachtjager van de succesvolle oberleutnant Rudolph Sigmund. Zijn cijfers: 28 overwinningen tijdens 150 missies, voordat hij in oktober 1943 zelf wordt neergeschoten.

Een jongeman in Frederiksoord hoort de aangeschoten bommenwerper over komen, terwijl deze strepen van vuur achter zich laat. Het toestel vliegt over het Sterrebos in de richting van het dorp Vledder. Daar passeert het de rand van het dorp en het werkkamp aan de weg naar Vledderveen. Kort daarna, boven de bossen van het Vledderveld, klinkt een hevige explosie en vallen brandende delen omlaag. Door kogelinslag in het bommenruim is daar waarschijnlijk brand ontstaan, waardoor er een ontploffing is.

Het gevolg is een flinke opening in de wand van de romp. Delen van de uitrusting, enkele parachutes en kledingstukken worden naar buiten geslingerd. Tegelijk breken delen van een motor, een propeller en een deel van een vleugel af, die later op grote afstand bij de rietpoel/ijsbaan van ijsclub 'Broederschap' in het Oosterse Veld worden gevonden. Op enkele plaatsen vat de heide vlam. Zo laat het toestel in de laatste kilometers van zijn vlucht een spoor van verloren en afgeworpen voorwerpen achter.



Dat het vliegtuig blijft vliegen is een groot wonder. De Halifax gaat verder in de richting van Boijl. Vlak voor dit dorp maakt de piloot een bocht naar links om vervolgens in westelijke richting naar Noordwolde te vliegen. Intussen verliest het toestel hoogte en maakt de bemanning zich klaar voor een noodlanding. Daarom worden in het open veld naast de Oosterstreek drie bommen uit het toestel gegooid. Het lijkt een bewuste keuze. Met doffe dreunen ontploffen de 'duizendponders', een paar enorme kraters blijven achter. De lintbebouwing is geen geschikte landingsplek, dus maakt het toestel nog eenmaal een lus aan de noordkant van het dorp en vliegt dan toch enigszins onverklaarbaar over het dorp: rakelings langs de korenmolen 'Windlust' en net over de hoge Rietvlechtschool. Grindstenen worden van het platte dak van een huis aan de Hoofdstraat Oost tegenover de school gezogen. Noordwolde ontsnapt aan een ramp, het dorp ziet dat later als een enorme verdienste van de 22-jarige Australische piloot Henry Adolphus Echin, die ook wel als Harry Chinn door het leven gaat.

De piloot wist eerder in de nacht van 14/15 april 1942 op de terugweg van een missie naar Dortmund samen met Sammy Bell nog veilig boven Engeland uit een toestel te springen en wordt op 17 juni bevorderd tot officier, dertien dagen dus voor de crash in Noordwolde.




In de weilanden, even ten zuidoosten van het dorp, ter hoogte van de renbaan/ijsbaan lost de bemanning een flinke hoeveelheid brandbommen, die bij de landing een groot gevaar vormen. Daarbij moet de ervaren 28-jarige navigator/bommenrichter James William 'Sammy' Bell (foto) uit het toestel zijn gevallen. Hij wordt gevonden in een bietenveld, waar hij sterft in een kuil die door zijn val ontstaat. Tot een echte noodlanding komt de commandant niet meer. Om twaalf minuten voor één in de vroege ochtend van dinsdag 30 juni 1942, stort het vliegtuig brandend neer ten zuiden van de renbaan in Noordwolde, op korte afstand van de Dwarsvaartweg.

Het toestel explodeert met een geweldige knal. Bij 34 woningen worden in totaal 142 ruiten vernield, maar geen enkele burger raak gewond. Drie grote delen, de motoren en een deel van de lading worden in een enorme vuurzee over de naaste omgeving verspreid. De laatste nog levende inzittenden vinden daarbij alsnog de dood. Het is een ingrijpend tafereel voor politie en brandweer als het licht wordt. Overal liggen dode bemanningsleden. In het wrak zit ook nog iemand in een stoel.

Achter een huis ligt een groot wrakstuk, waarin de Britse staartschutter Reginald Thomas Adams (21) wordt gevonden. Het plexiglas van de staartkoepel is doorzeefd en mogelijk is hij dus bij de aanval gedood. En pas veel later vindt men in het struikgewas met een ongeopende parachute de Canadese radiotelegrafist Paul Oneson (26). Pas dan geloven de Duitsers dat alle bemanningsleden ook echt om het leven zijn gekomen. In een huis blijkt nog een bom te liggen. Opvallend is dat bijna niemand van de gesneuvelden sporen van uitwendig letsel draagt. Ze moeten door de klap zijn overleden.




Het aantal van acht bemanningsleden in Halifax is verwarrend. Door het meevliegen van aspirant-piloot William Harell (foto), die een week later zou worden overgeplaatst naar de Amerikaanse luchtmacht, is er iemand extra aan boord. In een brief aan huis schrijft de 21-jarige Harell eerder: 'Ik vind dat wat ik doe het enige juiste is. ik sterf gelukkig als dat tijdens een opdracht mocht gebeuren.'

Op deze foto wordt een motor omhoog getakeld. De Duitse soldaat loopt een paar keer, maar is net op tijd weg als de motor naar beneden valt. De wrakstukken gaan naar het tramstation in Noordwolde. Voordat het transport vertrekt naar Steenwijk springen mensen over sloten om onderdelen van het vliegtuig te bemachtigen. In drie open spoorwagons verdwijnen de restanten van het toestel via Steenwijk naar Duitsland. De herkenningstekens liggen bovenop als triomfantelijk signaal naar andere overkomende geallieerde vliegtuigen.

Ereplaats begraafplaats

De acht lijken worden naar de Hervormde kerk gebracht. Veldwachter Koorn haalt arbeiders uit de fabrieken om de kisten te dragen. Hij kiest ook de plek aan de westrand van de begraafplaats, waar de NSB-burgemeester aanvankelijk een goedkopere plek in gedachten heeft. Koorn wil dat de mannen een ereplaats krijgen. Mevrouw Verdenius, de echtgenote van de plaatselijke huisarts, schreef later over de situatie in de kerk:
'Onze dominee kreeg toestemming om de acht kisten in de kerk op te baren. Daar waren we op de laatste avond voor de begrafenis bij elkaar. Samen luisterden we naar de zachte klanken van het orgel. Op de baar van de Rooms-katholieken waren kaarsen ontstoken en er waren bloemen gelegd. Het was een plechtige bijeenkomst. Onze gedachten waren bij deze jonge mensen en bij u allen die hen niet weer zouden zien.'

Op woensdagochtend 1 juli is er een kleine intieme plechtigheid in de kerk waar 22 personen bij aanwezig zijn. Die woensdagavond zouden ze worden begraven, maar de Duitsers verbieden dat. De begrafenis wordt uitgesteld naar donderdagmorgen. De kisten staan dus twee nachten in de kerk. De volgende dag om half tien is de begrafenis. Een grote groep mensen van naar schatting 2000 mensen wil daarbij zijn. Personeel van stoelenfabrieken en de boterfabriek krijgen er vrij voor. De Duitsers proberen de grote toeloop aanvankelijk nog tegen te houden. Maar om escalatie te voorkomen mogen ze toch in rijen van vier door het grote hek de begraafplaats op. Anderen vinden een geschikte plaats buiten aan de rand van het kerkhof. Er wordt daar zelfs een wagen neergezet zodat men een beter zicht heeft op de begrafenis.

Het wordt een sobere plechtigheid. Twaalf jonge mannen uit het dorp dragen de kisten naar het ene grote graf, waarvoor grafdelver Jan Bakker extra hulp kreeg om het te maken. Daar houdt dominee Gabe Klaas Wiersma een korte toespraak in het Duits en werd het "Onze Vader' gebeden in het Engels. Een Duitse erewacht van acht personen - er is eerst in een schuur gerepeteerd - brengt onder het toeziende oog van burgemeester Maas een eresaluut met drie salvo's over het graf. Vervolgens worden de kisten door twaalf jonge dorpsbewoners neergelaten. Na enige maanden worden acht witte, houten kruisen geplaatst. Deze zijn in 1947 vervangen door stenen grafzerken.

Monumenten

Op 4 mei 1966 wordt op de begraafplaats door burgemeester Boelens een monument onthuld van beeldhouwer Kreykamp voor alle Noordwoldiger oorlogsslachtoffers. Het is later geadopteerd door de Vensterschool. Ieder jaar wordt er een krans gelegd.

Aan de Dwarsvaartweg ligt sinds de onthulling op 30 juni 2002 een monumentje in de vorm van een Drentse veldkei op de plek waar de bommenwerper neer is gekomen. Dat monument is geadopteerd door basisschool De Velden uit Noordwolde-Zuid, die daar ieder jaar een herdenking houdt. In 2017 is de tekstplaquette vervangen door een nieuwe.





Scholieren Van obs De Velden bij de veldkei aan de Dwarsvaartweg.



Een opvallende verschijning tijdens de jaarlijkse herdenking is tientallen jaren oud-militair Steffen Marks uit Vinkega. Tot zijn dood in 2005 staat hij in zijn oude uniform van de Prinses Irenebrigade stram in de houding voor de oorlogsgraven. Korporaal Marks wordt zo het gezicht van de herdenking. In 1940 weet hij weg te komen naar Engeland. In de zomer van 1944 wordt hij aan landt gezet in Frankrijk en vecht zich als invasiestrijder een weg door Frankrijk, België en Nederland.


Informatiepaneel onthuld op begraafplaats (2017)

In aanwezigheid van zo’n 200 mensen is op 30 juni 2017 op de begraafplaats in Noordwolde een informatiepaneel onthuld. Het vertelt het verhaal van de bommenwerper, die op die dag 75 jaar geleden werd neergeschoten. Locoburgemeester Cor Trompetter en Andries Meijer, de laatste was ruim een halve eeuw de organisator van de jaarlijks herdenking, verwijderden een vlag van het Canadese 405 squadron, waartoe het neergeschoten vliegtuig behoorde. De vlag werd daarna aangeboden aan het comité, dat ieder jaar in het dorp de herdenking op 4 mei organiseert. Voorafgaande aan deze plechtigheid was er een bijeenkomst met ooggetuigen in de kerk.




Lichtjes met kerst

Op steeds meer plaatsen in ons land branden op kerstavond lichtjes op oorlogsgraven om omgekomen militairen en verzetsmensen te herdenken. In Noordwolde gebeurt dat zaterdag 24 december 2016 om 18.00 uur voor het eerst. Het aansteken van lichtjes is een traditie uit Finland, waar zo overleden dierbaren worden herdacht. Een inwoner van Holten neemt in 1991 het initiatief over voor een kaars bij elk graf op de Canadese begraafplaats in Holten. Jaarlijks plaatsen nu schoolkinderen uit Holten op kerstavond een kaars bij de graven. De organiserende stichting hoopt dat het licht van de kaarsen en de warmte van het vuur iedereen tot nadenken stemt over de betekenis van saamhorigheid en vrijheid. Vanuit Overijssel is het idee de laatste twee jaar overgewaaid naar andere provincies. In Drenthe worden in 2016 door vrijwilligers van de Studiegroep Luchtoorlog Drenthe kaarsen geplaatst.