Jodenvervolging

Joodse gemeenschap in Friesland/Noordwolde


Heel erg welkom zijn de Joden ook in Friesland nooit geweest. In 1720 verbiedt het provinciebestuur de komst van meer Joden, omdat hun handelswaar van lompen en lappen ziekten zouden verspreiden. In 1786 moeten alle Joden de provincie uit, die daar korter dan vijf jaar wonen. Wanneer de Joden in de jaren dertig vervolgd worden, leidt tot actie. In Weststellingwerf wordt voor hen een collecte gehouden, die f 834,50 opbrengt

Bij het uitbreken van de oorlog wonen er in Friesland 866 Joden. Van hen overleven ruim tweehonderd de oorlog. De rest komt om in vernietigingskampen. De grootste gemeenschap is die in Leeuwarden. Die stad is al in het eerste deel van de negentiende eeuw de grootste Joodse stad in het Noorden en is het centrum van Joodse cultuur. Aanvankelijk is het ook de zetel van het opperrabbinaat.

In die stad wonen in 1940 665 mensen. Daarvan worden 547 gedeporteerd, waarvan er 7 terugkeren. Van de groep uit Leeuwarden weten 107 Joden hun leven te redden door onder te duiken, al worden elf onderduikers ook alsnog opgepakt en afgevoerd (cijfers Ype Schaaf). Na de oorlog wordt het Joodse leven in Leeuwarden op beperkte schaal hervat. De synagoge is gespaard gebleven en wordt in 1948 opnieuw gewijd, maar is al snel te groot voor permanent gebruik. In 1964 sluit de synagoge, al is er nog wel een kleine Joodse gemeente.

Joodse begraafplaats Noordwolde

Aan het begin van de oorlog zijn er Joodse gemeentes in Leeuwarden, Sneek, Harlingen en Gorredijk. Maar er hebben eerder ook synagogen gestaan in Hindeloopen, Noordwolde, Lemmer, Heerenveen en Bolsward. (Vanuit de grote Joodse gemeente in Gorredijk ontstaan rond 1820 bijkerken in Noordwolde en Heerenveen.)



Noordwolde heeft ook nog een Joodse begraafplaats aan de Schapedrift (het Rode Dorp), die dateert uit 1773. De grond wordt dan voor zes gulden per jaar gepacht door Levi Levy (zijn nakomelingen heten Leefsma) van de Hervormde Gemeente. Levy is rond 1715 geboren in Zwolle en deze koopman woont in ieder geval in 1749 in Noordwolde, waar hij ook in 1802 overlijdt. Waar de Joodse inwoners voor 1800 verder vandaan komen is niet bekend. Het is een mysterie waarom een vrij grote groep Joden neerstrijkt in een dorp, waar de welvaart (vervening) net als in Gorredijk voorbij is. In 1809 zijn het er 44, in 1877 telt het dorp 26 Joden en rond 1900 nog vier gezinnen, maar de zelfstandige Joodse gemeenschap bestaat dan al zeker sinds 1863 niet meer.

In Noordwolde worden de Joodse grafstenen gebruikt om stoepen aan te leggen. Er zijn op de begraafplaats slechts 3 brokstukken van grafstenen bewaard gebleven, waaronder eentje uit 1815 (Joodse jaartal 5575). Vermoedelijk zijn er op de begraafplaats in totaal zo'n honderd personen begraven. De laatste plechtigheden zijn in 1885 en 1900. Niet alleen doden uit Weststellingwerf, maar ook een tijdje die van Gorredijk, Heerenveen en Steenwijk. In 1876 wordt de synagoge van Noordwolde verkocht aan Jacob Jans Jedema, die het bouwwerk aan de huidige Hoofdstraat West sloopt .De Joden uit Noordwolde gaan dan al naar het sjoeltje in Gorredijk. Die gemeente houdt tot de oorlog stand. Na de oorlog wordt de Joodse gemeente van Gorredijk bij die van Leeuwarden gevoegd, slechts twee gemeenteleden overleven de oorlog.

Van de 22 geboren Joden uit Weststellingwerf, die de oorlog niet overleven, wonen er in 1940 nog zes in de gemeente. De gemeenteraad discussieert in 1948 over de vraag of de naam 'Jodenkerkhof' niet vervangen moet worden, want dat wordt kort na de bezetting door sommigen een ongepaste naam gevonden, vergelijkbaar met de gevoeligheid in 1996 rond de naam Jodenweg in Vledderveen. De raad denkt daar zowel in Weststellingwerf als Vledder anders over.

De familie Muller duikt met succes onder

Izaak Muller, de ‘Jood van Noordwolde’, weet met zijn gezin de oorlog te overleven. Izaak en Hendrina Muller en kleuter Beppie arriveren in augustus 1939 vanuit Groningen in Noordwolde. Daar neemt het echtpaar de handel in huiden en lompen over van een overleden koopman. Er wordt aanvankelijk met een handkar handel gedreven vanuit de huidige Nieuwstraat, toen in de volksmond ‘de oude nieuwbuurt’ genaamd. Later gaat Izaak op woensdag met de auto naar de markt in Wolvega om bij handelaren en slagers koeienhuiden te halen.

Bij het uitbreken van de oorlog plegen in ons land tientallen Joden zelfmoord uit angst wat komen gaat, zoals na de capitulatie de Joodse sergeant Abraham Delmonte uit Wolvega. Izaak kan de eerste jaren redelijk probleemloos blijven reizen, al wordt het lastiger om te kunnen handelen. Op 29 april 1942 wordt de Jodenster verplicht. Op 10 juli zijn de eerste achthonderd Joden uit vooral Assen en Groningen onderweg naar Westerbork. Op 20 augustus volgen de Joden uit Harlingen, Sneek en Leeuwarden. Het echtpaar in Noordwolde duikt op verschillende plekken in Noordwolde onder en overleeft de oorlog. De dochter lukt dat bij kennissen in Apeldoorn. Inwoners van het dorp reageren verrast als de familie weer opduikt. Dat zal ook wel gelden voor die dorpsgenoten die de schuur met gereedschap leeg hebben geroofd. Izaak krijgt wel een schadevergoeding van de gemeente.



De 22 Joodse slachtoffers van Weststellingwerf

In Weststellingwerf wonen bij het uitbreken van de oorlog verder alleen enkele Joden aan de Van Helomalaan in Wolvega. Dankzij het speurwerk van journalist Jack Kooistra weten we zeker dat vier inwoners van Wolvega zijn omgekomen namelijk Schoontje Woudstra (23 april 1943 Sobibor) en Emmanuel Mendels (17 augustus 1942 Auschwitz). Abraham Delmonte, de chef boekhouder van de Wolvegaster Exportslagerij (was sergeant in het Nederlandse leger en pleegde zelfmoord na de capitulatie uit angst voor de Duitsers). En de vierde is Esje Davidson. Die vlucht uit Wolvega maar vindt toch de dood op 20 maart 1943 in Sobibor.

Daarnaast is zeker dat achttien andere in Weststellingwerf geboren Joden de oorlog niet hebben overleefd. Maar zij wonen niet meer in deze gemeente. Sohia Broekman uit Amsterdam (13 maart 1943 Sobibor), Abraham van der Horst uit Assen, (18 april 1945 Gusen), Mina van der Horst uit Amsterdam (11 juni 1943 Sobibor), Vroukje van der Horst (12 oktober 1942 Auschwitz), Betje Mendels uit Amsterdam (14 september 1942 Auschwitz), Hendrica Mendels uit Amsterdam (2 april 1943 Sobibor), Levi Mendels uit Amsterdam (2 april 1942 Sobibor), Marcus Mendels uit Amsterdam (28 september 1942 Auschwitz), Sara Mendels uit Amsterdam (27 augustus 1943 Auschwitz), Garson Slager uit Amsterdam (2 juli 1943 Sobibor), Lazarus van Tijn uit Amsterdam (5 oktober 1942 Auschwitz), Henderika Veldman uit Amsterdam (11 juni 1943 Sobibor), Samuel Woudstra uit Leek (21 januari 1943 Auschwitz), Julia Wilhelmina Woudstra uit Groningen (28 augustus 1942 Auschwitz) en Schoontje Woudstra uit Amsterdam (23 april 1943 Sobibor) En ook drie met zekerheid in Noordwolde geboren Joden vinden de dood: Abraham Woudstra uit Groningen (7 september 1943 Dorohucza), Hanna Woudstra uit Amsterdam (16 april 1943 Vught) en Hanna Schoontje Woudstra uit Groningen (28 augustus 1942 Auschwitz).

(Samuel Woudstra,geboren in Noordwolde, trouwt op 7 mei 1896 met de Groningse Hendelina Benima. Het echtpaar heeft een manufacturenwinkeltje in Leek. Hendelina zorgt voor de winkel en Samuel verkoopt, lopende in de wijde omtrek, manufacturen. In 1938 neemt hun zoon Abraham Woudstra het winkeltje over. Hendelina Woudstra-Benima sterft op 9 januari 1943 op 77-jarige leeftijd in Kamp Westerbork. Zij wordt op 11 januari 1943 op de Joodse begraafplaats in Assen begraven. Julia Wilhelmina Woudstra uit het gezin van Abraham en Aaltje Woudstra, probeert samen met haar zus Hanna Schoontje Woudstra naar Zwitserland te vluchten. Onderweg worden zij gearresteerd).

En dan is er nog de Joodse onderduiker Marcel Leiser uit Gouda, die na verraad uit represaille voor sabotage aan de spoorlijn op 12 oktober 1944 bij Nijeholtwolde wordt doodgeschoten. Op de Frico Cheese in Wolvega zit een gedenksteen vanwege de dood van een Joodse botermaker uit Gytsjerk.




Op 24 oktober 2003, wordt op het voorterrein van de voormalige begraafplaats een gedenkplaat onthuld. Daarop staan de 38 in de Stellingwerven geboren Joden die niet terugkeren na de oorlog. Het monument wordt onthuld door de burgemeesters Remco Heite van Weststellingwerf en Hans Lesterhuis van Ooststellingwerf. Leerlingen van de bijzondere basisschool Matthijsje uit Noordwolde leggen er bloemen neer.

Met de onthulling wordt ook de restauratie van de begraafplaats afgerond. De hekwerken zijn vernieuwd en drie grafzerken hersteld. Rabbijn Benyomin Jacobs heeft een dubbel gevoel bij de restauratie. 'Ik ben blij met de mensen die voor ons zwoegen, maar verdrietig omdat we zo zijn gedecimeerd, dat we het zelf niet kunnen.' Hij stelt dat de gedenkplaat van grote betekenis is voor de Joodse gemeenschap. Er was nog geen monument waarop de namen van de holocaust-slachtoffers uit de Stellingwerven zijn afgebeeld. Bij de onthulling zijn geen nabestaanden aanwezig. De Stellingwerven hebben ook geen Joodse gemeenschap meer. De Israëlitische Gemeente in Leeuwarden heeft It Fryske Gea gevraagd deze oude begraafplaats te beheren.