Verzet en verraad

De wreedheid van Bloedploeg Norg


In Drenthe opereert eind 1944 de Bloedgroep Norg, een extreem gewelddadige groep Landwachters. In korte tijd wordt de groep berucht vanwege haar hardhandige optreden, martelpraktijken en zelfs executies. Het tekent de sfeer aan het einde van de oorlog, waarin NSB’ers samen met de Duitse bezetter alles op alles zetten om nog zoveel mogelijk schade toe te brengen aan wat zij ‘terroristen’ noemen: verzetsmensen en onderduikers.

Führerbefehl

Het is even voor zeven uur in de ochtend als er een auto stopt voor het huis van dominee Geertsema in Dwingeloo. Enkele mannen stappen uit en bonzen op deuren en ramen. De dienstbode is wakker en alarmeert Geertsema. Die blijft kalm en laat haar de voordeur open doen. Een van de mannen herkent ze als Gerrit Hendrik Sanner, landwachtcommandant uit Diever. Bij hem is ook Klaas Balsma, cafébaas en hulplandwachter. Ze vragen naar Geertsema. De dienstbode begrijpt dat het menens is en probeert Geertsema nog over te halen om te vluchten. Maar dat wijst hij af, te gevaarlijk. Geertsema gaat met hen mee en neemt achterin de auto plaats naast ene Bruulsema uit Beilen, die kort daarvoor is opgepakt.

De vangst is het resultaat van de zoveelste razzia die de Sicherheitsdienst samen met de Landwacht eind 1944 uitvoert. De jacht op verzetsmensen en onderduikers verhevigt naarmate de geallieerde opmars in het Westen vordert. Het is de ultieme poging het Führerbefehl uit te voeren. De wens van Adolf Hitler, uitgesproken eind juli ’44, om in bezette gebieden zoveel mogelijk verzetslieden op te pakken en als het even kan zonder vorm van proces dood te schieten.

Schultehuis Diever



In 1943 wordt het verzet rond Diever steeds actiever. Daarom vragen vijf plaatselijke NSB-leden de Sicherheitsdienst in Assen om versterking. De bloedgroep neemt zijn intrek in het zeventiende-eeuwse Schultehuis, tegenover in het gemeentehuis zetelt NSB-burgemeester Posthumus en rechts ervan staat het café van Balsma. Zo is het kwaad in Diever geconcentreerd rond de Brink. Het Schultehuis is de uitvalsbasis van Sanner en zijn groep van zeven Landwachters. De meeste van hen hebben vanuit Amsterdam een groep vrouwen en kinderen begeleidt naar Westerbork. Ze denken in Drenthe veilig te zijn. Zo wordt de provincie Drenthe een verzamelplaats van NSB-kader, SD en Wehrmacht.

NSB-burgemeester Posthumus


Ook Geertsema wordt overgebracht naar het Schultehuis. Van hem is bekend dat hij zich in zijn preken tegen de Duitse bezetter keert. Wat men dan nog niet weet is dat hij betrokken is bij het verzet en Joodse onderduikers in huis heeft. Vanuit Diever wordt Geertsema overgebracht naar het Huis van Bewaring in Assen.

Jan Hagel



De Landwacht wordt in 1943 opgericht, ‘als ondersteuning van de Nederlandse politie bij het voorkomen van aanvallen op leven en eigendommen van vooraanstaande personen en van overvallen op Distributiekantoren, Arbeidsbureau, Bevolkingsregisters en andere openbare instellingen.’ Landwachters zijn bevoegd ‘personen die zich op verdachte wijze ophouden’ aan te houden en eventuele wapens in beslag te nemen. Daarnaast dienen ze radiotoestellen, illegale kranten en wapens op te sporen.

Wapens mogen ze alleen in noodgevallen gebruiken: als ze zelf werden aangevallen, bij personen die een poging tot vluchten doen of bij ‘het breken van gewapend verzet of van elk ander verzet.’ De Landwacht wordt uitgerust met jachtgeweren en hun uniform bestond uit een samengeraapte bundeling van NSB-uniformen en tweedehands legeruitrusting. Op de linkerarm dragen ze een rode mouwband met daarop de tekst “Landwacht Nederland”.  Dankzij de jachtgeweren krijgt de Landwacht in de volksmond al snel de bijnaam Jan Hagel, tegelijk een verwijzing naar het uitschot waarvoor ze worden aangezien. Veel mensen krijgen in het alledaagse leven te maken met de Landwacht en hun vaak willekeurige en brutale optreden maakt hen berucht en bespot.


Direct na aankomst in Diever gaan Sanner en zijn mannen enthousiast aan de slag. Leider De Roos is dan ook zeer verheugd over zijn nieuwe opdracht. In een brief naar huis schrijft hij: 'Nog steeds zit ik in Diever op de terroristenjacht, een moordklus zeg. Want het is hier een mooi stelletje. Hoewel alle meest Gereformeerde mensen zijn, zijn het gewoon een stelletje bandieten. We hebben er zwarte handelaren onder van formaat, onderduikers en saboteurs, eentje die Engelse vliegers verborgen had, je ziet dus van alles wat. Van de twintig gevangenen welke wij gemaakt hebben zijn er ongeveer dertien ter dood gebracht. Een formidabel aantal en nog is het niet afgelopen. Je kunt er zeker van zijn dat er nog talrijke volgen. We zijn dan ook de schrik van het dorp en de omgeving.'

Harm Pit



Een van die slachtoffers is Harm Pit, een onschuldige man uit Smilde. Pit wordt meegevoerd naar het Schultehuis. Daar probeert hij te vluchten maar wordt door Sanner en Burgman achter het gemeentehuis doodgeschoten. Na de oorlog verklaart Sanner dat de medewerking van burgemeester Posthumus zeer welkom was bij het werk dat zij moesten verrichten. Zo kon de Landwacht bij razzia’s gebruik maken van de dienstauto waarbij hij zelf achter het stuur zat. 'Posthumus was zeer tevreden over ons. Hij tekende in het Schultehuis op de muur voor ons een doodskop, en zei dan, dat ieder streepje weer een dode was. Toen Harm Pit door ons achter het gemeentehuis was doodgeschoten, heb ik er ook een streepje bij gezet.'

De aanwezigheid van de landwachters en de steeds frequenter gehouden razzia's (in het kader van de verplichte tewerkstelling) maakt het voor de leden van de Knokploeg Diever noodzakelijk onder te duiken. Deze groep wordt gevormd door zes jongemannen van de Gereformeerde Reciteerclub Dindua, te weten: Roelof Eggink, Roelof Pot, Hermannus Vos, Hilbert Gunnink, Thijs Drupsteen en Fokke Hessels. In de winter van 1943-1944 vat de groep het plan op om bij een onopvallende zandheuvel in het dennenbos van Berkenheuvel een schuilplaats te bouwen.

Badkuipmethode

Eind oktober volgt een order uit Assen dat de Landwachters worden overgeplaatst naar Norg. Daar betrekt de groep Villa Nijenhof, de voormalige woning van de burgemeester. Ze ontwikkelen een eigen methode om arrestanten aan het praten te krijgen: de badkuipmethode. Arrestanten worden, naakt, geboeid aan handen en voeten en dan in ijskoud badwater onder gedompeld. Net op het moment dat het water de longen in loopt worden ze weer boven water gehaald. Zo nodig wordt de methode herhaald, tot de gewenste informatie wordt verkregen. Deze methode is zeer succesvol.

Hendrik Egberts uit Veenhuizen heeft waarschijnlijk ook deze behandeling ondergaan. De verzetsman, hoofd van het cellencomplex van het Veenhuizer Gesticht, wordt op een mistige decemberochtend door Sanner en zijn mannen gearresteerd. Hij breekt tijdens het verhoor en noemt namen van collega’s. In de gevangenis worden wapens gevonden die bij droppings daar zijn verstopt. Op 16 december 1944 worden tien mannen van de ploeg door gearresteerd en met Egberts overgebracht naar het Huis van Bewaring in Assen.

Op 11 december 1944 pleegt de Knokploeg Noord-Drenthe een overval op het Huis van Bewaring. Ze bevrijden een groep van bijna 30 man. Ook de celdeur van Geertsema wordt geopend. Hij weigert zijn cel te verlaten. Tot 16 januari 1945 verblijft hij in de gevangenis in Assen. Ook daar is hij zijn ambt trouw. Hij preekt en gaat voor in gebed via open cel luikjes om zo ook daar vervolgden tot hulp en troost te zijn. Het is zijn door God gegeven taak de achterblijvende medegevangenen te ondersteunen.

Midden januari wordt hij, samen met de groep van Egberts, bij elkaar 110 man, op transport gesteld naar het concentratiekamp Neuengamme. Niemand van dit transport overleeft het kamp. Vermoedelijk is hij vanuit Neuengamme terechtgekomen aan boord van de Cap Arcona, een van de drie schepen met ongeveer 8000 gevangenen die op 3 mei 1945 door Britse bommenwerpers worden aangevallen. Aangenomen wordt dat dominee Geertsema bij deze aanval om het leven is gekomen. Marten Geertsema wordt 16 augustus 2007 in het Verzetsmuseum Friesland in Leeuwarden door de staat Israël postuum onderscheiden met de Yad Vashem-medaille en de eretitel "rechtvaardige onder de volkeren".


Zijn zoon Sietse Geertsema, oud-conrector van het Menso Alting College in Hoogeveen, neemt de oorkonde en de bijbehorende medaille in ontvangst. Het Joodse echtpaar Soesan-Brilleman heeft de oorlog overleefd en is in december 1945 in de gereformeerde kerk van Dwingeloo als christen gedoopt. Sietse Geertsema signaleerde dat het ideologisch verzet relatief weinig aandacht heeft gekregen, ondanks de grote impact ervan. Zo is dominee Marten Geertsema een uitgesproken tegenstander van de nazi’s en hij is niet de enige predikant die zich krachtig verzet. Sietse Geertsema: ‘Ze pleegden in het openbaar op de preekstoel en in kerkbladen verzet tegen de bezetter. Ze baden voor de koningin, maar zeiden ook in hun preken en artikelen vaak duidelijk waar het op aan kwam. Zij stonden voor hun roeping en waren zich ervan bewust dat ze daarmee hun leven riskeerden.’ 

Sietse Geertsema met foto vader, dominee Geertsema

Markus Assies



De Ooststellingwerfse verzetsstrijder Markus Assies is ook slachtoffer van de bloedgroep Norg. Assies is in 1939–1940, ten tijde van de mobilisatie, in dienst als vaandrig der infanterie. Na de capitulatie in mei 1940 werkt hij als rijksambtenaar te Assen en is als ‘Max’ lid van de LO en KP aldaar.

De man uit Haule is betrokken bij vele verzetsactiviteiten als het voorbereiden van overvallen, onderduikers onderbrengen en piloten opvangen. Een deel van de onderduikers (Joden, gezochte verzetsmannen, studenten en ontduikers van de arbeidsinzet) wordt met behulp van zijn oudere broer Gerrit, een boswachter, ondergebracht in ondergrondse schuilhutten in de Staatsbossen bij Appelscha. Van hieruit vervoert Max Assies ook geallieerde piloten. Ook is hij betrokken bij het Nationaal Steun Fonds.

Op 28 februari 1944 doet de Sicherheitsdienst een inval op een adres in Assen waar Assies aanwezig is bij een verzetsbijeenkomst. Hij en zijn collega's komen in handen van de "Bloedgroep Norg". Nadat hij in Groningen vast zit in het Huis van Bewaring, wordt hij overgebracht naar Kamp Amersfoort en enkele dagen daarna naar Kamp Vught. Samen met 21 collega's wordt hij door het Polizeistandgericht 's-Hertogenbosch ter dood veroordeeld. Assies wordt geëxecuteerd in Overveen op de dag van de invasie in Frankrijk: 6 juni 1944. In 1946 wordt zijn stoffelijk overschot herbegraven op Overveen in Bloemendaal en wordt hem postuum het Verzetskruis toegekend.

Jans Assies

Jans Assies uit Een is ook een slachtoffer van Sanner. Hij is getrouwd en heeft vier kinderen. Jans is Werkmeester bij het RWI. Tijdens de oorlog is hij lid van het verzet. Op 12 december 1944 wordt hij gearresteerd door Sanner. Na zijn arrestatie komt hij in Neuengamme terecht. Jans is op 30 januari in een buitenkamp in de haven van Hamburg-Veddel overleden aan ziekte of uitputting. Na de oorlog is Jans herbegraven op de Protestantse Begraafplaats in Veenhuizen.

De Bloedgroep is volgens het programma Andere Tijden een extreem voorbeeld van de ontwikkeling van individuele NSB’ers die aan het eind van de oorlog hun grenzen steeds meer oprekken. ‘Natuurlijk hebben niet alle NSB’ers dezelfde ontwikkeling gemaakt als de leden van deze groep Landwachters. Maar lidmaatschap van de Landwacht wordt na de oorlog gezien als een zwaar vergrijp en zwaar bestraft.’ Het Historisch Nieuwsblad: ‘Het is eigenlijk verbijsterend om te zien hoe mensen als Sanner zich in de laatste fase van de bezetting te buiten konden gaan aan de ernstigste misdrijven, zonder dat iemand daar iets tegen deed. Ook de Duitse autoriteiten niet, die weliswaar gruwden van het gebrek aan discipline bij vooral de Landwacht, maar die de opgelegde taak – rust en orde in Nederland handhaven – belangrijker vonden dan het in de hand houden van de uitvoerders.’


Doodstraf

Gerrit Sanner, bouwvakker, winkelbediende en betonvlechter uit Dordrecht, frontsoldaat bij de Waffen-SS en Landwachtcommandant, duikt eind april ’45 onder in Den Haag en duikt pas weer op in het voorjaar van ’46 als hij wordt aangehouden na een inbraak en wordt vastgezet in… Veenhuizen. Daar wordt hij herkend als de leider van de Bloedploeg. Een jaar later wordt hij berecht en in 1947 in Groningen geëxecuteerd. Piet Burgman, medeschuldig aan de dood van Harm Pit, krijgt aanvankelijk ook de doodstraf, maar dit wordt later omgezet in levenslange opsluiting.

Dordrechts Nieuwsblad donderdag 1 mei 1947: "De minister van Justitie maakt bekend, dat H.M. de koningin afwijzend heeft beschikt op het gratieverzoek van G.H. Sanner, tot de doodstraf veroordeeld bij sententie van het Bijzondere Gerechtshof te Leeuwarden. ... Het doodvonnis tegen G.H. Sanner ... is hedenmorgen voltrokken."

SS'er Jacobus Philippa, volgens justitie de grote man achter de Bloedgroep, wordt in 1950 bij versterk ter dood veroordeeld, Maar hij wordt pas na 29 jaar aangehouden en zit dan nog vier jaar cel uit.

Bron: Andere Tijden.
Het programma Andere Tijden volgde het spoor van de Bloedgroep en trof in Drenthe nabestaanden van slachtoffers